top of page

ABC

Terminologie

​

Androgyn:

Androgynie komt van het Grieks voor mannelijk-vrouwelijk en kan zowel verwijzen naar het gevoel (noch mannelijk en noch vrouwelijk, of mannelijk én vrouwelijk, of gevoelsmatig tussen beide seksen), naar een levensvisie (zich niet conformeren aan de tweedeling man-vrouw en vertrekken van de complete mens die alleen maar mannelijk én vrouwelijk kan zijn), als naar gedrag (uiterlijk vertoon van stereotiepe kenmerken die aan de andere gender kunnen worden gelinkt. Dit uit zich bijvoorbeeld in kleding, make-up of haartooi).

​

Androseksualiteit/gynoseksualiteit:

Het zich romantisch en/of seksueel aangetrokken voelen tot mannen/vrouwen of individuen met mannelijke/vrouwelijke kenmerken. Ook androgynseksueel kan perfect. Hier is sprake van een aantrekking tot personen met een androgyne expressie.

​

A-typische genderontwikkeling:

Wanneer een kind zich qua genderidentiteit niet ontwikkelt in de richting van het biologisch geslacht (een kind geboren in een vrouwelijk lichaam voelt zich ook een meisje, en vice versa). Men verwacht immers dat je innerlijke genderidentiteit overeenkomt met je biologische (toegewezen) sekse.

​

Aseksualiteit:

Iemand die aseksueel is ervaart weinig tot geen gevoelens op het gebied van seksualiteit. De verlangens en lusten die normaliter opgewekt worden door seksuele prikkels worden niet herkend. Sommige aseksuele personen ondervinden wel opwinding, maar hebben geen interesse in seks. De meeste aseksuele personen zijn echter wel in staat om verliefd te worden of om liefde te voelen voor iemand anders. Deze subgroep wordt romantisch aseksueel genoemd.

​

Biologische sekse:

Het geslacht of biologische sekse refereert naar onze fysische anatomie en wordt bij de geboorte toegewezen. De biologische sekse speelt zowel op hormonaal vlak, genetisch vlak (chromosomen) als op het fysieke lichaam met de primaire en secundaire seksekarakteristieken. Meestal wordt een meisje geboren met een vagina en clitoris (uitwendige geslachtsorganen), met eierstokken en baarmoeder (inwendige geslachtsorganen) en heeft ze XX chromosomen en overwegend oestrogenen. Een jongetje heeft dan XY chromosomen, een penis en testes en produceert vooral androgenen. Er is via onderzoek aangetoond dat hierin echter grote variaties kunnen voorkomen, zie interseksualiteit.

​

Butch/femme:

Butch en femme is een van oorsprong Engelstalig begrippenpaar dat in de lesbische subcultuur wordt gebruikt om lesbiennes met opvallend masculiene (butch) en opvallend feminiene (femme) eigenschappen/expressies van elkaar te onderscheiden.

​

Cisgender:

Duidt op personen die niet transgender zijn: het Latijnse prefix ‘cis’ verwijst in het geval van gender naar het samenvallen van genderidentiteit en het geslacht dat bij de geboorte werd toegekend. Een cisgender persoon wordt bijvoorbeeld bij de geboorte het vrouwelijk geslacht toegewezen en voelt zich ook vrouw.

​

Cross-sekse gedrag/gender non-conform gedrag:

Gedrag dat tegenstrijdig is aan de stereotiepe verwachtingen die samenhangen met het toegewezen geslacht in een bepaalde context of/en tijd.

​

Drag king/queen:

Een drag king/queen is een vrouw/man die stereotiep mannelijke/vrouwelijke kleding en make-up draagt voor speciale gelegenheden, shows en optredens. Drag queening/kinging is niet per se hetzelfde als travestie.

​

Gender:

Gender betekent letterlijk ‘geslacht’, maar wordt vooral gebruikt om te verwijzen naar de culturele, sociale en psychologische invullingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid binnen een bepaalde samenleving. Gender, als sociale constructie, houdt alle verwachtingen, waarden en normen die wij koppelen aan een bepaald geslacht in. De invulling evolueert mee in tijd en context, waardoor we gender steeds in vraag kunnen stellen.

​

Genderdiversiteit:

De verschillen en verscheidenheid binnen de aspecten van genderidentiteit, – rol en -expressie. Genderdiversiteit erkent dat er gendervariaties zijn en een binaire man/vrouw indeling niet helemaal correspondeert met de werkelijkheid.

​

Genderdysforie:

Dit verwijst naar het onbehagen/lijden dat men kan voelen wanneer het toegewezen geslacht bij de geboorte en de genderidentiteit niet overeenkomen. Niet alle transgender personen hebben daar last van.

​

Genderexpressie:

Het uiten van het innerlijk beleefde gendergevoel (genderidentiteit) via taal, kleding, gedrag, haartooi enzovoort.

​

Genderfluïde: 

Genderfluïde mensen laten zich niet inperken door klassieke stereotypes. Ze voelen zich een dynamische en fluctuerende mengeling van man en vrouw: de ene dag meer/noch man, de andere dag meer/noch vrouw. Genderfluïditeit heeft dus niets te maken met anatomische geslachtskenmerken, geslachtsoperaties of seksuele/romantische geaardheid.

​

Genderidentiteit:

De innerlijk beleving van het vrouw en/of/noch man zijn, ook wel ‘psychische identiteit’ genoemd.

​

Genderincongruentie: 

wordt gekenmerkt door een duidelijke en aanhoudende incongruentie tussen de ervaren gender van een persoon en de toegewezen sekse.

​

Genderisme:

Discriminatie op basis van een afwijkende genderexpressie of –identiteit.

​

Gender non-binair:

Een persoon is gender non-binair wanneer die mannelijke en vrouwelijke identiteitskenmerken combineert, zich man én vrouw voelt, of noch man noch vrouw, of zich helemaal buiten deze hokjes plaatst. Sommige gender non-binaire personen verkiezen een genderneutrale naam of voornaamwoorden zoals die/diens of hen/hun in plaats van hij/zij of zijn/haar.

​

Gendernorm: 

Gendernormen zijn de afspraken en verwachtingen die een samenleving verbindt aan bepaalde genders. Ze hebben vaak invloed op de genderexpressie en de sociale rol die iemand aanneemt. De gendernormen zijn meestal binair, ze gaan uit van een tegenstelling tussen hoe mannen en vrouwen zich moeten gedragen.

​

Genderstereotype:

Wanneer rollen, gedragingen, opvattingen enzovoort in overeenstemming zijn met de ‘typische’ en klassieke m/v rollen en verwachtingen in een bepaalde context/tijd.

​

Gendervariatie / gendervariant:

De verscheidenheid in genderidentiteit, -rol en/of -expressie die ruimer gaan dan enkel mannelijk of vrouwelijk. Deze term is vergelijkbaar met de term genderdiversiteit.

​

Genderbevestigde operaties: 

Deze hebben als doel om het ongemak tegenover delen van het eigen lichaam te verzachten of weg te nemen, zodat het lichaam meer in overeenstemming is met de genderidentiteit. Er bestaan verschillende soorten genderbevestigende operaties, gaande van het laten weghalen van de adamsappel tot het laten verwijderen van borstweefsel. Elke transgender persoon kiest voor zichzelf of die een ingreep wenst en welke. Het laten uitvoeren van een ingreep is geen voorwaarde om trans te zijn.

​

Hetero:

Wanneer je je als vrouw identificeert en je romantisch en/of seksueel aangetrokken voelt tot personen die zich als man identificeren. Of omgekeerd.

​

Holebi:

De verzamelnaam voor homoseksuelen, biseksuelen en lesbiennes. Homo’s zijn mannen die zich tot mannen aangetrokken voelen, lesbiennes zijn vrouwen die zich tot vrouwen aangetrokken voelen. Biseksuelen voelen zich tot zowel mannen als vrouwen aangetrokken. De term verwijst naar een seksuele/romantische aantrekking, maar kan ook refereren naar een community. Om iemands seksuele en/of romantische voorkeur te benoemen wordt er vaak naar het geslacht van beide personen verwezen. In die optiek verandert bij transgender personen soms het seksuele identiteitslabel, maar blijft de geaardheid vaak hetzelfde.

​

Homoseksualiteit:

Een seksuele voorkeur die wordt gekenmerkt door een romantisch en/of seksueel verlangen naar mensen met dezelfde genderidentiteit en/of seksuele/romantische betrekkingen met iemand met dezelfde genderidentiteit.

​

Interseksualiteit: 

Verwijst naar een aangeboren variatie op het vlak van de biologische geslachtsontwikkeling. Oorzaken hiervan zijn gelegen in veranderingen in het functioneren van de geslachtschromosomen, genen of geslachtshormonen en hun receptoren, gedurende de ontwikkeling van het embryo. Meer informatie vind je hier.

​

LGBT(QIAP+):

Een internationaal gebruikte term voor holebi’s en transgender personen. Het is een Engelse afkorting voor: Lesbian (lesbiennes), Gay (homo’s), Bisexual (biseksuelen), Transgender (transgender personen), Queer/questioning (gender non-binair), Intersex (intersekse personen), Asexual (aseksuelen), Pan (panseksuelen) en + (iedereen die zich identificeert met deze term).

​

Panseksualiteit: 

Een romantische en/of seksuele aantrekking tot een persoon, ongeacht diens geslacht of genderidentiteit.

​

Passabiliteit:

Het erin slagen om sociaal als man of vrouw gezien te worden, en dus niet herkenbaar te zijn als transgender persoon.

​

Queer:

De term queer betekent ‘anders’. Queers willen zich niet in stereotiepe hokjes laten duwen. Hun seksuele/romantische geaardheid en/of biologisch geslacht is vaak een vraagteken. Het doet er niet toe. Welk geslacht of seksuele/romantische voorkeur iemand heeft is minder belangrijk dan hoe men in de maatschappij staat als geheel. De term is meestal bedoeld om zich af te zetten tegen de standaard heteronorm en trekt tegelijkertijd elk mogelijk hokje in twijfel.

​

SOGI :

Een internationale term die gebruikt wordt om seksuele oriëntatie en genderidentiteit aan te duiden (Sexual Orientation and Gender Identity).

​

Tannerstadium 2:

Een stadium in de hormonale ontwikkeling van kinderen. In Tannerstadium 2 begint de borstontwikkeling bij het meisje (dit start met een tepelvergroting en lichte toename van de borst), en bij het jongetje neemt de volumeontwikkeling van de testes toe (maar is er nog geen baard in de keel).

​

Transfobie:

Vijandige en discriminerende gedragingen en opinies ten aanzien van transgender personen. Dit kan zich uiten in geweld, uitsluiting en ontkenning.

​

Transitieproces:

Het proces waarin een persoon sociaal en/of juridisch en/of eventueel medisch omschakelt van een mannelijke genderrol naar een vrouwelijke of omgekeerd, vaak gepaard met hormonale behandeling en eventueel chirurgische ingrepen.

​

Transgender:

wordt gebruikt als overkoepelende term om die mensen aan te duiden die het twee-seksen model uitdagen: transgender personen, travesties, personen die zichzelf identificeren als gender non-binair, queer en iedereen die zich in de term kan vinden. Deze term verwijst niet naar een probleem of stoornis en vermijdt zo stigmatisatie en/of medicalisering van de conditie.

​

Transseksualiteit / transseksueel:

Verouderde term voor personen wiens genderidentiteit volkomen haaks staat op het toegewezen geslacht. Deze term wordt niet meer gebruikt omdat het te veel refereert naar seksualiteit.

Trans man: Iemand die bij de geboorte als meisje werd geregistreerd maar een mannelijke genderidentiteit heeft. Vroeger ook wel vrouw-naar-man transseksueel, FtM of vm-er genoemd.

​

Trans vrouw:

Iemand die bij de geboorte als jongetje werd geregistreerd maar een vrouwelijke genderidentiteit heeft. Vroeger ook wel man-naar-vrouw transseksueel genoemd, MtF of mv-er.

​

Travestie:

Het regelmatig of sporadisch naar buiten brengen van de innerlijk beleefde (sub)genderidentiteit, via kleding, taal, gedrag, houding… Meestal van tijdelijke aard of beperkt in context.

​

​

bottom of page